zondag 3 november 2013

Reïncarnatie is onzin?


Tegenwoordig zijn er steeds meer mensen die geloven in reïncarnatie. In allerlei (alternatieve) therapieën of methodes komen flarden of hele levensgeschiedenissen naar voren uit Ierland in de 14e eeuw, Cleopatra uit het oude Egypte of een monnik ergens in Italië. Men identificeert zich ermee en regelmatig ervaart men een zekere verklaringsgrond voor bepaalde moeilijkheden of talenten die men in dit leven ziet. Dit zou dan bewijzen dan dat men vroeger ook al heeft bestaan.

Het vroege Christendom kende ook reïncarnatie. Pas tijdens het Concilie van Nicaea in 325 is dit per decreet afgeschaft. Sindsdien is er in het Christendom maar één leven waar je het mee moet doen en daarna komt de afrekening bij de hemelpoort.


Natuurlijk is het idee van reïncarnatie heel geruststellend voor iedere (ex-)Christen. Je krijgt altijd een tweede – of nog veel meer – kansen om te herstellen wat je allemaal fout hebt gedaan. Dat laatste heet dan in de regel slecht Karma. Goed karma bestaat ook en dat zijn dan de verdiensten en talenten die je mee krijgt in dit leven.

Reïncarnatie zoals die in het Westen wordt beleefd, gaat uit van een kern die altijd blijft voortbestaan. Dit is in overeenstemming met onze individualistische psychologie, die begrippen als ego, zelf enzovoort hanteert. Het ego verlangt er natuurlijk ook naar eeuwig te bestaan. Maar dat is natuurlijk – zoals zoveel ego-dingen – onzin.
Ik geloof er in dat verhalen over vorige levens zeker zin kunnen geven aan ervaringen van mensen in hun leven. Dat wil echter niet zeggen dat die specifieke mens die gebeurtenis in die tijd ook daadwerkelijk heeft meegemaakt.
Mijn idee is, dat niemand als tabula rasa wordt geboren. We krijgen allerlei eigenschappen gevoelens enzovoort mee. Maar waar komen die dan vandaan?
Het is natuurlijk niet zo dat iemand met een grote neus gewoon vooraan stond bij het uitdelen der neuzen of iemand met veel mazzel in die rij vooraan stond.

Ik ben ervan overtuigd dat – onder meer – de mensheid een organisch geheel is dat zich ontwikkelt en leert van bepaalde ervaringen (al hoewel men ook wel zegt dat niemand iets leert van de geschiedenis). Die ervaringen – dus alles wat de mensheid of voorgangers ervan heeft meegemaakt - gaan niet verloren. Die worden dus bewaard. In sommige theorieën heet dat wel het nulpuntveld, esoterische richtingen spreken over de Akasha-kronieken. Zie ook Jung, die veel over archetypen heeft geschreven.

Uit dat nulpuntveld wordt getapt bij het samenstellen van de eigenschappen en/of ervaringen voor een nieuw mens. Want waar zou het anders vandaan moeten komen dan uit de geschiedenis van de mensheid c.q. de schepping?
En dit overstijgt dan meteen in één klap het nature-nurture debat, want beide zijn onderdeel van de geschiedenis van de mensheid!

En hier raken we meteen een ander punt, dat de tegenstanders van Intelligent Design zo dwars zit: ID heeft het over design en als je het daarover hebt, moet er ook een designer zijn; en dat betekent dat je gewoon weer God terughaalt in de wetenschap en dus Creationisme, in zeven dagen de wereld gemaakt enzovoort. En ook bij nieuwe mensen moet er toch iemand de eigenschappen (grote neus, mazzel) toedelen.
Maar ook hier stuiten we weer op de individualistische beelden van de psychologie in het Westen. In het Westen hebben het altijd over de schepping en zijn Schepper. Beide staan los van elkaar als gescheiden entiteiten. Dat is niet overal zo (geweest). De Aziatische traditie kent een wereldbeeld waarin Schepper en schepping samenvallen. Dus geen individu Schepper, die vervolgens op het idee kwam maar eens een schepping te maken. Beide zijn, nee, niet onlosmakelijk met elkaar verbonden, want dat suggereert nog steeds twee dingen. Schepper en schepping verwijzen naar het zelfde. Ik vind dat een heel aantrekkelijke gedachte.

Er kan dus heel goed design – of liever: een creatieve kracht – in de schepping zitten zonder dat je meteen het individu God erbij moet halen, die dat erin gestopt heeft.
Sinds de renaissance zijn we steeds meer het idee opgegaan van een volkomen zinloze kosmos, waarin sterren planeten doelloos hun rondjes draaien totdat ze uitdoven of anderszins sterven. Dat is echter maar een zeer bepaalde selectie van de ideeën uit de Renaissance. Galileï was een diepgelovig man en een kundig astroloog, zoals vele van zijn beroemde tijdgenoten.
Dat is ook het conflict tussen astrologie en astronomie. Astronomie vindt astrologie onzin omdat het dreigt de zingeving weer binnen te halen in de wetenschap. En daar waren we toch zo mooi vanaf?
Zie ook de evolutietheorie: willekeur en toeval, iets anders is er niet. Ja, misschien de selfish genes van Dawkins, maar veel leuker wordt het er daar niet mee. Dawkins haalt misschien de allerlaatste zin, die er nog restte in de wetenschap, weg: de zin van ieder menselijk (dierlijk was al niet zinnig) bestaan. Het gaat alleen om (het voortbestaan van) de genen of helemaal niks.
En als dat zo is, dan maakt het dus ook niet uit wat je met mensen doet. Dan kun je ze vergassen, in stukjes snijden, verhandelen aan pooiers, verkrachten, rekruteren voor duistere doelen enzovoort.
Zinloosheid is de hoogste waarheid in de wetenschap en dat heeft consequenties voor onze maatschappij.

Het voortbestaan van de ziel.

Ook dat is erg lastig vol te houden. Na de dood keert de ziel immers terug naar God, het licht of hoe je het ook wilt noemen. Om dan te beweren dat ik reïncarneer is net zoiets als te zeggen dat een druppel water - eenmaal teruggekeerd in de oceaan - weer als diezelfde druppel uit de oceaan gedestilleerd kan worden.

Individuele zielen bestaan niet. Dat is alleen maar de illusie van de vorm die we hier aannemen: het lichaam. Het lichaam lijkt volgens onze vijf zintuigen eindig en gescheiden van de rest en daarom zien we niet dat alles één is.

En toch, ik blijf het gevoel houden dat ik een ziel heb, dat mijn leven zin heeft en dat ik zal reïncarneren.
Maar ja, ik heb natuurlijk ook een ego.

Geen opmerkingen: