Vroeger was het
heel gebruikelijk om te zeggen “het zit nu eenmaal in mijn bloed”
als je bedoelde dat je iets van nature had meegekregen of er lang
ervaring mee had.
In ieder geval was
het iets vaststaands, dat niet of nauwelijks veranderd kon worden.
Maar wat voor ding
dat dan was, wat er in het bloed zat, wist niemand.
Tegenwoordig
verwijzen we liever naar genen of DNA in plaats van bloed, zoals “de
liefde voor cijfers zit in mijn genen” of “het zit nu eenmaal in
mijn DNA dat ik Ajacied ben”.
We bedoelen
daarmee het gedrag dat we vertonen, waarmee we nu eenmaal behept
zijn.
Of dat we
bijvoorbeeld uitblinken in een bepaalde sport of dat we nu eenmaal
uit een ondernemersmilieu komen en dus het ondernemen ons in de genen
zit.
Maar wat zit er nu
eigenlijk in de genen?
Echt geen compleet
gedrag, hoor. Er bestaat geen voetbal-gen of een VVD-gen of zoiets.
We hebben het idee
dat de genen of het DNA bepalen wie we zijn, maar het is de vraag,
wat voor iets het is, dat “in de genen” of “in mijn DNA” zit.
Laten we wel
wezen: het enige dat een gen doet, is een stofje produceren op een
bepaald tijdstip. En dat stofje zal bijna altijd iets goeds zijn, dat
bijdraagt aan de opbouw van ons lichaam. Soms komt er een stofje vrij
dat schadelijk is voor ons lichaam en dat kan bijvoorbeeld een
bepaalde erfelijke ziekte veroorzaken.
Ook zijn er genen
die bepalen of je ogen blauw of bruin zijn.
En al die genen
bij elkaar zorgen voor stofjes voor de opbouw van ons lichaam.
Dus in termen van
een te bouwen huis: stenen, koperdraad, kunststof enzovoort.
Het menselijk
genoom (alle genen bij elkaar) is enkele jaren geleden helemaal in
kaart gebracht in het Human Genome Project.
Weten we nu dan
ook alles over hoe het lichaam ontstaat, hoe het opgebouwd wordt,
waarom bepaalde cellen een hart worden en andere een long of een
teen?
Nee, we weten nog
helemaal niets.
Het is dan ook
heel erg stil rond het Human Genome Project, waar president Clinton –
ja, zo lang geleden al – nog hoge verwachtingen van had.
Het is net als
wanneer je een huis ziet en je gaat onderzoeken waaruit dat huis
bestaat: stenen, hout, elektrische draden, gasleidingen, dakpannen,
glas, enzovoort. Al dit materiaal ligt op het stuk grond waar het
huis moet komen. Voorbeeld: er ligt geen deur, alleen stukken hout en
schroeven. Dat kan nog van alles worden, toch?
Weet je nu hoe het
huis eruitziet dat gebouwd gaat worden en hoe het functioneert? Nee,
natuurlijk niet.
Hoe “weet” een
beukennoot, dat het een beuk moet worden?
Ten eerste heb je
een architect nodig, die een ontwerp maakt van het huis. Dat kan een
tekening zijn, of een maquette. Daarbij geeft de architect aan, welke
materialen op welke plaatsen gebruikt moeten worden, zodat je geen
stenen leidingen en een koperen vloer krijgt, maar koperen leidingen
en een stenen vloer. Dat is één.
Vervolgens heb je
bouwvakkers nodig, die verschillende vakken beheersen: metselaars,
timmerlieden, elektriciens enzovoort.
Er moet ook een
opzichter zijn, die ervoor zorgt dat eerst de fundering en niet
bijvoorbeeld eerst het dak wordt aangelegd.
Het materiaal dat
op het bouwterrein ligt kun je zien als de genen of het DNA.
En nu wordt meteen
duidelijk waarom je nog niets over de mens weet als je zijn genoom
kent.
Want waar is het
plan (de architect) en waar zijn de vaklui die het gaan uitvoeren? En
waar is de opzichter, die ervoor zorgt dat alles in de juiste
volgorde gebeurt?
Ook een gen kan
niet naar believen zijn stofje produceren. Dat moet passen in een
plan, een schema, dus moet het op een bepaald tijdstip geproduceerd
worden in samenhang met andere processen.
Niet vroeger en
niet later, maar op het juiste moment. Wat is het juiste moment? En
als het juiste moment daar is, hoe kan een gen “weten” dat het nu
het juiste moment is?
Nu blijkt dat
cellen heel goeie organisators zijn. Zij zorgen er bijvoorbeeld voor
dat ze zichzelf in stand kunnen houden.
Om dat te kunnen
is het nodig dat stofjes zich anders gaan gedragen dan in het wild
(buiten een cel).
En daar zorgt de
cel voor.
Hoe? Geen idee!
We hebben nu dus
een idee wat de bouwvakkers en onderhoudstechnici van ons lichaam
zijn, alhoewel het onbegrijpelijk is dat dat kan.
Maar waar zit de
architect? Volgens de wetenschap bestaat die niet. De wetenschap gaat
niet uit van plannen of een architect, maar van toeval.
Dat is ook wel een
beetje begrijpelijk, want toen de wetenschap ontstond, moesten ze
opboksen tegen de katholieke kerk, die volhield dat de aarde in zes
dagen was geschapen door God, de aarde plat was en tevens het
middelpunt van het heelal.
Dat is de reden
dat de wetenschap koudwatervrees heeft voor alles wat maar riekt naar
een verklaring die niet alleen maar materie als uitgangspunt heeft.
Want als iets niet
materieel is, dan haal je al gauw God weer binnen (de architect),
waar ze nou net zo mooi vanaf waren.
Wij zijn in het
westen opgevoed met het idee dat het heelal en de evolutie gewoon
toevallig zo zijn ontstaan en ontwikkeld.
Wij geloven dus in
feite ook, dat als je maar vaak genoeg vliegtuigonderdelen op een
hoop gooit, dat er dan bij toeval vanzelf een Boeing DC-9 ontstaat.
En dit is nog de
makkelijke versie. Eigenlijk geloven wij dat je niets hoeft te doen,
maar dat, als je maar lang genoeg wacht, er vanzelf een Boeing DC-9
ontstaat, of een mens, wat nog veel lastiger is, denk ik.
Wat de wetenschap
gelooft, zouden gewone mensen als jij en ik nooit geloven.
Wij weten dat een
huis, een Boeing DC-9 of een fiets alleen gemaakt kunnen worden op
basis van een plan. Ook als je geen plan hebt, weet je dat een fiets
minstens één wiel moet hebben en dat iemand dat ding moet kunnen
voortbewegen. Dat is dan misschien een vaag plan, maar wel een plan.
Ook alle gebouwen,
waar biologische wetenschappers hun onderzoeken doen, zijn niet bij
toeval precies bij de rooilijn ontstaan.
Er moet dus ergens
een plan bestaan voor mensen, apen, zebra's – ja ook die op het
asfalt – en kakkerlakken, of je dat nu leuk vindt of niet.
En dat plan zit
niet in de genen of het DNA. Het enige dat genen doen is het
produceren van stofjes, maar hoe die stofjes “weten” waar ze op
welk moment moeten zijn en wat ze moeten doen (anders dan in het
wild) dat zit niet in de genen noch in het DNA.
En ook: ons DNA
komt voor bijna 100% overeen met andere diersoorten, dus daar kan het
niet in zitten, dat wij een mens worden en iemand met bijna dezelfde genen
een aap wordt of een insect.
Mensen maken
plannen, dieren doen dat ook: bijen maken honingraten, bevers
beverdammen en vogels vogelnesten.
Dus waarschijnlijk
alle wezens in de natuur maken plannen.
En dan zou de
natuur en de evolutie geheel per toeval zijn ontstaan?
Net als de DC-9
toevallig ontstaat als je maar vaak genoeg en onder de – toevallig
juiste – omstandigheden een hoop materiaal bij elkaar gooit?
Ik geloof er niets
van.
Jullie wel?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten