Hij vroeg het in
juli.
Op een van die weinige mooie dagen, die
de Nederlandse zomer van 1978 met moeite had weten op te leveren.
Ik zat in een weiland een aquarel te
maken. Wat ik er moest, vroeg hij grommend.
Ik hoorde hier niet thuis, het was zijn
land.
“Al dat gras vertrappen,” mopperde
hij, terwijl ik mij nota bene op een kaal stuk bij een hek had
geïnstalleerd.
Ineens, geïnteresseerd: “Andere
schilders zie ik een plankje in de hand hebben met klodders verf.”
Ik legde uit, wat een aquarel was.
Hij keek nog eens: “Mooi, mooi, heel
mooi. Ik wil er wel een kopen.”
Ik keek hem aan: “Wilt u deze?”
“Nee, ik wil er een, waarop mijn land
bedekt is met sneeuw en onder een blauwe hemel, zo'n vorstige hemel.”
“Wel, als u dat wilt. Hier is mijn
adres.”
“Renate Vervaart,” las hij hardop.
Hij keek naar de lucht en wreef zich
over zijn kin.
“Eh … duizend gulden … is dat
goed?”
Ik dreigde van mijn klapstoeltje te
vallen. Duizend gulden!
Dat is niet niks voor een studente, die
de kunstacademie nog niet had afgelopen. Duizend gulden!
Daar kon je wat mee doen, een
studentenreis naar Kreta bijvoorbeeld.
“Ja, dat is goed,” trachtte ik
nonchalant te antwoorden.
Na juli kwamen – de kalender
voorspelde het al – augustus en andere maanden. Zo ook december en
januari. Het was intussen al flink winter geworden, maar de boer had
zich nog steeds niet gemeld. Ik begon aan een grap te denken.
Eigenlijk maar beter ook.
Ik keek naar buiten: bij dit weer in
een open weiland!
Ik huiverde.
Telefoon voor mij.
Hij, hij was het, mijn boer!
Of ik wilde komen.
Op zijn land was het nu zoals hij het
geschilderd wilde zien. Meneer zegt het maar! Volop sneeuw, tien
graden vorst en een felle noordoosten wind.
Maar die duizend gulden … En Kreta …
“Ja, ik kom morgen bij u. Haalt u mij
om tien uur van het station? O.K.”
Ik legde dubbele winterkleding klaar en
deed nog wat extra's in een reistas.
Hij stond met zijn Landrover voor het
station te wachten. We reden naar de plek waar hij de voorkeur aan
gaf en hielp om een stuk sneeuwvrij te maken.
“En je weet het: voor vieren op de
boerderij!”
“Ja, pa,” mompelde ik smalend.
Hij liep naar zijn auto en liet mij
achter in een messcherpe noordooster en te midden van bergen sneeuw.
O ja, en onder een blauwe hemel.
En met het vraagstuk: hoe maak ik een
aquarel bij tien graden vorst!
Nu begreep ik waarom hij zo graag een
winterschilderij wilde hebben. Waarom hij zo'n grijns om zijn mond
had, een grijns die ik voor een bemoedigende glimlach had aangezien.
Hij verwachtte niets!
Nou, hij zou zijn aquarel krijgen en
dan zou ik grijnzen!
Tegen half vier was ik klaar. Tijd
genoeg om voor vieren op de boerderij te zijn. Ik kon me voorstellen
wat hij dacht. Hij wist drommels goed dat ik voor een aquarel water
nodig had – water dat bij dit weer onmiddellijk zou bevriezen.
Ik sjokte door de sneeuw naar de
boerderij, verkleumd tot op het bot.
Ik zag gezichten achter de ramen,
gordijnen die snel werden neergelaten.
“Mooi je bent op tijd.”
Ik kon de man wel slaan!
“Ik ben altijd op tijd.”
“Dat is mooi.”
“Wilt u het zien?”
“Wat …?”
“De aquarel.”
“Heb je die dan?”
Ik bracht het werkstuk tevoorschijn.
“Alstublieft.”
Geen woord, geen zucht, niets werd er
meer gehoord.
Even later: “Allemensen, allemensen,
wat mooi, wat echt. Zoals ik het altijd heb gezien.”
“Dus het is wel duizend gulden
waard?”
De boer keek mij achterdochtig aan.
“Hoe heb je het gemaakt?”
“Gewoon, met penseel en verfstof.”
“Jawel, jawel, maar het water dan?”
“O ja, water was er ook bij nodig,”
zei ik achteloos.
“Nou, en toen …?”
“Ik had wat
jenever bij me tegen de kou. Die heb ik in plaats van water
gebruikt.”
– – – – – – – – –
– –
Mijn vader schreef verhalen onder het pseudoniem Maaike Teunissen, de naam van mijn moeder.
Mijn vader schreef verhalen onder het pseudoniem Maaike Teunissen, de naam van mijn moeder.
3 opmerkingen:
prachtig verhaal!
Mooi verhaal van papa, het staat ook op mijn website, vanwege het aqaurelleren natuurlijk....<3
Wat leuk! Ik wist dat mijn schoonvader verhalen schreef, maar dit is de eerste die ik lees.
Een reactie posten